De taal als enorm struikelblok
Al jaren zijn er zorgen over de taalbeheersing van Nederlandse scholieren en studenten. Maar als het om taal gaat, hebben Antilliaanse studenten het nog veel lastiger. Het klinkt raar, maar waarschijnlijk zelfs nog een stuk lastiger dan pakweg Duitse of Roemeense studenten.
Ja, Nederlands is op alle voormalige Antillen de officiële taal. Voor Aruba, Bonaire en Curaçao geldt daarnaast het Papiaments als tweede officiële taal, en voor Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba is dat Engels. Al verward bij het lezen hiervan? Het wordt nog gecompliceerder. Want officieel of niet: voor slechts een fractie van de eilandbewoners is Nederlands ook echt de voertaal. Papiaments en Engels, dat is wat de bewoners op de ABC-eilanden, respectievelijk de bovenwindse eilanden, spreken. En Nederlands is dan niet eens de tweede taal, maar op zijn best de derde en vaak, na Spaans, zelfs de vierde taal.
Om het nog wat ingewikkelder te maken: het Papiaments dat op Aruba, Bonaire en Curaçao wordt gesproken, is op elk eiland weer anders. Het is nog net niet Babylonisch, maar complex is het. En dat wreekt zich ook voor de Antillianen die in Nederland komen studeren.
Zeker, er worden op de middelbare scholen minimaal even veel en vaak nog meer lessen Nederlands gegeven dan Engelse lessen. Maar hoeveel Nederlandse scholieren zouden met alleen de standaard schoollessen Frans succesvol zijn als zij zich op Sorbonne Université inschrijven?
Precies dat is eigenlijk wat er met Antilliaanse studenten gebeurt als zij naar Nederland komen. Erger nog: in Parijs begrijpen ze nog wel dat onze taal niet de Franse taal is. Maar in Nederland heerst vaak nog onbegrip over het feit dat voor de meeste Antilliaanse studenten dezelfde vlieger opgaat: ‘Ja maar, die eilanden horen toch bij Nederland?’ En de studenten zelf overschatten vaak hun eigen kennis van het Nederlands.
Volksschool
Pamela Kroon-ter Haar is conrector voor de bovenbouw van havo/vwo aan een van de grootste openbare middelbare scholen op Curaçao, het Maria Immaculata Lyceum. “Een echte volksschool”, zo omschrijft zij het ‘MIL’. Taal is daardoor misschien nog meer dan elders een probleem bij de leerlingen van deze school.
“Thuis wordt vrijwel alleen Papiamento gesproken. Of anders Spaans. Haast niemand spreekt daar Nederlands. Als ze bij mij op kantoor komen, krijg ik altijd als eerste de vraag: ‘Mag ik Papiaments praten?'. Waarop ik altijd zeg: ‘Nee, probeer het maar in het Nederlands.’.”
“Vorig jaar zijn we voor het eerst met leerlingen naar Nederland gegaan voor een studiekeuzebezoek. Ook naar Fontys in Tilburg. Daar kregen we toch vooral de boodschap: laat ze een Engelstalige studievariant kiezen. En inderdaad, van de leerlingen die daar toen bij waren, zijn degenen die voor Fontys kozen ook allemaal een studie in het Engels gaan doen.”
Vooral de Nederlandse schrijfvaardigheid is benedenmaats, zo meent zij. “De leerlingen weten dat ook wel, maar beseffen het niet echt. Dat besef komt altijd pas als ze eenmaal in Nederland zijn en er echt mee geconfronteerd worden.”
Wereldtalen
Het Abel Tasman College is geen volksschool, maar een privéschool. Niettemin: ook hier merken de leerkrachten dat het niet best gesteld is met de beheersing van de Nederlandse taal. “Vooral als het gaat om begrijpend lezen is echt sprake van een fikse achterstand.”
Dat zegt leerlingbegeleider Cathelijne Teunissen. Ze heeft er wel wat op bedacht: een eigen workshop. Klinkt goed, is het ook. Maar met twee lessen per jaar gaat dat waarschijnlijk nauwelijks helpen.
Celeste Cardoze is decaan aan het Radulphus College in Willemstad. Ook zij ziet hoe moeilijk haar leerlingen het hebben met de Nederlandse taal. “Om een voorbeeld te noemen: bij een toets aardrijkskunde zie je dat ze er problemen mee hebben en dan toch maar overschakelen op Engels. Dus ja, voor wetenschappelijk schrijven is dat echt een probleem.”
En toch kiezen veel leerlingen nog voor de Nederlandstalige opleidingen als ze de oceaan oversteken. “Ja, zo ook mijn zoon”, zegt Cardoze. Maar ik weet zeker dat hij straks gaat switchen. Zijn beheersing van het Nederlands is gewoon heel slecht.”
Lesuren
Aan de hoeveelheid lesuren Nederlands ligt het vaak niet eens. Meer uren garanderen ook niet een positief verschil. Drie uur Engels en vier uur Nederlands, dat is wat leerlingen bij Albert Schweitzer krijgen elke week. Maar veel uren of niet, het blijft voor de meesten slechts een schoolvak.
“De taalbarrière is inderdaad een van de redenen waarom leerlingen van hier zoveel moeite hebben als ze in Nederland gaan studeren”, stelt Marelly Daal-Fraaij, decaan bij dr. Albert Schweitzer havo/vwo.
Ook zij ziet dat het Nederlands ondanks alle beste bedoelingen niet bepaald volkstaal nummer één is. Tegelijkertijd onderschrijft zij ook dat de wereldtalen Engels en Spaans belangrijk zijn én dat het Papiaments een taal is die cultureel-historisch gekoesterd en beschermd moet worden.
Daal-Fraaij: “Iedereen heeft gelijk. Maar daar kom je niet mee verder. Hoe lossen we dat op?” Een antwoord heeft ook zij niet.
Niveau
Ook bij Fontys wordt gezien dat de studenten die van daar komen een taalachterstand hebben. Dat gezegd hebbende: wie van de jongere generaties heeft dat tegenwoordig niet? Het taalniveau van Nederlandse leerlingen en studenten is immers al jaren niet om over naar huis te schrijven…
Minister Dijkgraaf zei het een klein jaar geleden al. Hij wil dat hogescholen en universiteiten de taalvaardigheid in het Nederlands bij álle studenten gaan bevorderen. Omdat dit hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot en omdat bovendien studenten uit het buitenland na hun studie dan eerder in Nederland zullen blijven.
Onlangs zei een buitenlandse oud-student nog in de Volkskrant: “Had de regering dat maar eerder ingevoerd, want nu kom ik bijna nergens binnen omdat mijn Nederlands te slecht is.”
Omdat de nieuwe wetgeving op dit punt pas in mei of juni door de Tweede Kamer wordt behandeld, zijn de maatregelen nog niet concreet geworden. De projectgroep Fontys Taalbeleid is er druk mee bezig en hoopt vanaf komend studiejaar Nederlandse taalvaardigheid te integreren in al het onderwijs.
Met alle respect en begrip voor het feit dat de Nederlandse Antillen niet meer bestaan en de bewoners van die eilanden zichzelf ook geen Antillianen noemen, hanteert Bron in deze serie toch de benaming Antilliaans en Antillianen. Uitsluitend om verwarring te voorkomen over wie nu eigenlijk bedoeld wordt. De studenten van deze Caribische eilanden zijn evenzeer Nederlander als de hier in Nederland geboren en getogen studenten. Maar om het onderscheid duidelijk te maken worden zij respectievelijk als Antilliaanse en Nederlandse studenten aangeduid.
Dat doet ze voor de Antilliaanse studenten, voor de internationals, en ook gewoon voor de Nederlandse studenten. Maar eerst moet de wetgeving worden afgewacht om concreet en liefst Fontysbreed iets aan de achterstand in taalbeheersing te doen.
"We zien al heel lang dat er iets gebeuren moet. Ook bij de Nederlandse studenten is taalbeheersing er flink op achteruitgegaan. Zowel in kennis, als schrijven en het begrijpen van moeilijkere teksten. Het is ook een factor bij studieuitval”, liet directeur van de dienst Studentenvoorzieningen José Theulen in april vorig jaar weten.
En laat studieuitval nu bij geen enkele groep zó groot zijn als bij de Antilliaanse studenten. Misschien handig voor de docenten bij Fontys: weet dat ‘Ma no por a komprondé’ Papiaments is voor ‘Ik begrijp het niet’.
Lees ook:
# aflevering 1: De moeizame reis van de Antilliaanse student
# aflevering 2: De koude douche die de overgang naar Nederland is
# aflevering 3: De taal als enorm struikelblok
Volgende week: Een studie kiezen is zo gemakkelijk nog niet
In het kader van de eerste aflevering van deze serie is beschreven waarom hiervoor is gekozen. De benaming Caribische studenten vinden we te breed: dat kunnen immers ook studenten uit pakweg Jamaica of Antigua zijn. En er kan ook spraakverwarring zijn vanwege de term Caribisch Nederland, dat slechts Bonaire, Sint Eustatius en Saba omvat. Het feit dat we omwille van de duidelijkheid in de artikelen dit bewust zo doen en ook duidelijk hebben vermeld waarom, heeft juist begrip en respect als achtergrond.
Wat betreft: Papiaments en Papiamento, dat heeft dezelfde reden. Het gaat te ver om hier ook nog eens uit te leggen wat het verschil is tussen Papiaments, Papiamento en Papiamentu. We zijn geen Wikipedia. De focus ligt op de Antilliaanse student, de problemen en de oplossingen.
Het klopt dat Saba, Sint Eustacius en Bonaire samen Caribisch Nederland vormen. De naam voor Aruba Curaçao en Sint Maarten samen met Caribisch Nederland (de 6 eilanden samen) is het Caribisch deel van het Koninkrijk. Is het dan werkelijk te veel moeite om te spreken van "studenten uit het Caribisch deel van het koninkrijk"? De redactie had deze benamingen toch zelf ook uit kunnen zoeken?
Ik kijk uit naar het volgende deel met respectvolle benaming.