Studenten te vaak ingezet als goedkope arbeidskracht
Stages zijn voor studenten een belangrijk of zelfs verplicht onderdeel van een opleiding. Maar er blijft werk aan de winkel om de positie van stagiaires te verbeteren. Veel studenten, ook van Fontys, krijgen qua stagevergoeding niets of flink onderbetaald.
Hoewel het merendeel van de studenten positief is over het leerzame karakter van stages, toont onderzoek in opdracht van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) aan dat er problemen bestaan rondom stagemisbruik, -vergoedingen en -begeleiding. Zo heeft één op de vier studenten te maken met stagemisbruik: je wordt als stagiair ingezet als 'normale' werknemer, waar vervolgens geen eerlijke vergoeding tegenover staat.
Een stagevergoeding blijkt dan ook niet vanzelfsprekend. Gemiddeld krijgen studenten 408 euro per maand voor een 40-urige werkweek. Bijna de helft van de ondervraagde studenten krijgt helemaal geen stagevergoeding. En dat terwijl zij wel veel verantwoordelijkheden krijgen.
Ook tweedejaars verpleegkundestudenten Isa en Maike kampten daarmee tijdens hun stages in de zorg. “We kregen zo’n twee- tot driehonderd euro per maand terwijl we net zoveel deden als de vaste krachten.”
In het diepe gegooid
Die vergoeding was volgens beiden zeker niet genoeg voor de werkzaamheden die ze deden. “We worden tijdens stages echt in het diepe gegooid, snel aan het werk gezet en voeren alle taken uit die vaste dienders ook doen. Daarnaast wonen we ook nog eens op onszelf, maar veel tijd voor een bijbaantje heb je niet wanneer je stage loopt. Probeer dan maar eens rond te komen.”
De studenten liepen dit schooljaar een half jaar lang stage, voor 40 uur per week. “Dan mag de stagevergoeding wat ons betreft ook echt wel omhoog. Dat zou met een bepaalde omgangsvorm kunnen. Een oplossing waarbij je bijvoorbeeld in de eerste maand een lager bedrag ontvangt omdat je nog ingewerkt moet worden, maar je later hetzelfde betaald krijgt als anderen zodra je dezelfde werkzaamheden uitvoert.”
Toch zijn de lage stagevergoedingen voor beide dames geen reden om de stagebedrijven af te schrijven als potentiële werkgevers. “Het belangrijkste is dat je het leuk hebt op je werk. Daar heeft een stagevergoeding wat ons betreft geen invloed op.”
Niet betaald krijgen klopt niet
Studenten uit de gezondheidszorg ontvangen niet vaak stagevergoeding, maar dat geldt ook voor studenten in de onderwijssector. En dat terwijl in beide vakgebieden vaker stage wordt gelopen dan bij andere opleidingen. Oneerlijk, vinden Joy en Bregje, allebei in opleiding tot leraar Wiskunde. “Als je niet betaald krijgt voor het uitvoeren van je werk, klopt dat gewoon niet.”
Bregje liep in de afgelopen drie jaar op verschillende plekken stage, maar betaald kreeg ze nooit. “Ik woon nog thuis bij mijn ouders en heb geen bijbaan omdat mijn studie nu centraal staat. Maar als ik op mezelf zou wonen, zou dit financieel niet te doen zijn.”
Zware periodes
Een herkenbaar probleem voor medestudent Joy. Zij woont zelfstandig en kreeg dit jaar welgeteld 100 euro per maand aan stagevergoeding. “En dat terwijl je als zelfstandige voor de klas staat. Dat moet niet kunnen.”
Wat volgens de studenten ook niet juist is, is dat stagebegeleiders wél betaald krijgen om de stagiaires te begeleiden. “Het is echt zwaar. Wij bereiden onze eigen lessen voor, staan voor de klas, studeren fulltime en moeten daarnaast eigenlijk ook nog een bijbaan hebben om alles te bekostigen. Maar een passende vergoeding blijft uit.”
Eigen verantwoordelijkheid
Of Fontys hierin meer moet betekenen, is volgens beide dames een lastige vraag. “Het is deels ook je eigen verantwoordelijkheid wanneer je naar stages zoekt. Dat je in je eerste twee jaar niet of niet veel betaald krijgt, is nog tot daaraan toe. Maar in de laatste jaren krijg je steeds meer verantwoordelijkheid. Volgend jaar heb ik twee eigen klassen, daar mag dan ook een juiste vergoeding tegenover staan”, aldus Bregje.
Beide dames studeren volgend jaar af. Joy heeft inmiddels een baan op zak bij de school waar zij stage liep. “Gelukkig krijg ik dan wél volledig betaald.” [Noëlle van den Berg]