Den Haag, Eindhoven,
31
mei
2017
|
09:40
Europe/Amsterdam

In strijd tegen radicalisering staat leraar vaak alleen

Dat radicalisering en extremisme gevaarlijk kunnen zijn, staat vast. Maar de leraar of jeugdwerker die er wat aan wil doen, staat in de praktijk vaak alleen. Dat staat in een rapport van Naïma Azough. Fontyslector Yolanda te Poel was betrokken bij het vooronderzoek.

“In het rapport wordt het ‘professionele eenzaamheid’ genoemd en dat beschrijft precies het probleem”, zegt Yolande te Poel, lector Diversiteit en Orthopedagogisch Handelen. Te Poel nam deel aan één van de vier bijeenkomsten die ex-Tweede Kamerlid Naïma Azough (Groen Links) hield voor haar onderzoek naar preventie van extremisme en polarisatie in de maatschappij. Azough bood het rapport gisteren aan minister Bussemaker (onderwijs) en staatssecretaris Van Rijn (volksgezondheid) aan.

Complexe problematiek
“Als een leraar in zijn klas oerwoudgeluiden hoort maken over gekleurde mensen en hij bespreekt dit in het team, dan wordt dat vaak niet serieus genomen. ‘Het is maar een grapje, daar moeten ze tegenkunnen’. Dat is een voorbeeld van hoe je als professional iets wilt aankaarten, maar alleen blijkt te staan”, vertelt Te Poel. “En als een kind dreigt te radicaliseren is het ook moeilijk te bepalen wanneer je aan de bel gaat trekken. Het is natuurlijk een zware beschuldiging.”

Radicalisering heeft verschillende oorzaken, het is complexe problematiek. Uitsluiting is er een van, maar het kan ook ontstaan door conflicten met ouders of ontwikkelingsproblemen die bij de leeftijd horen, maar uit de hand lopen. “Je moet ze allemaal meenemen en daarvoor heb je een integrale aanpak en kennis nodig. Onderwijs en jeugdwerk zullen daarvoor intensiever moeten samenwerken. In Tilburg gebeurt dit al, daar geven jeugdwerkers cursussen over religie aan leraren.”

Zin en onzin scheiden
Azough signaleert in haar rapport dat de polarisatie enorm is toegenomen. Leraren krijgen in de klas te maken met complottheorieën over aanslagen die niet echt gebeurd zouden zijn. Zelf kunnen ze ook kampen met vooroordelen. Te Poel: “Daarom is het van belang dat professionals er meer over weten. Dat ze de zin van onzin kunnen scheiden, maar ook dat ze leren hoe ze een proces van polarisatie in een klas kunnen keren. En om jongeren die dreigen te radicaliseren te begrijpen is het ook goed als je hun taal spreekt en hun referentiekader kent.”

Meer kennis over culturele achtergronden, eerder ingrijpen bij polariserende denkbeelden, jongeren die radicaliseren herkennen. Te Poel geeft toe, in het volle takenpakket van de leraar is dat er bijna niet meer bij te doen. Daarom is het volgens haar goed dat de overheid nu een expertisecentrum opent en een telefoonlijn waarnaar professionals kunnen bellen met hulpvragen. “Daarnaast is het noodzakelijk dat het schoolbestuur achter het lerarenteam gaat staan. Dat de leiding zegt ‘wij zijn er voor jullie’ en leraren die iets aankaarten serieus nemen en helpen.”

Professionele moed
Ook hogescholen die leraren en jeugdwerkers opleiden, hebben volgens haar een rol. “Wij moeten onze studenten leren – en bij de opleiding Pedagogiek doen we dat al – om professionele moed te hebben. Als professional moet je de moed ontwikkelen om je directeur aan te spreken als je vindt dat iets moet veranderen, omdat zaken anders fout gaan.” [PM]