Ze snappen het niet
Er kwamen wat gasten van buitenlandse partneruniversiteiten langs. Altijd interessant, kennis en ideeën uitwisselen met collega’s uit andere landen. Zoals te doen gebruikelijk begon het bezoek met een rondleiding over de campus. Een uitgelezen kans om hen de geheel vernieuwde gebouwen R3/R4 aan de Rachelsmolen te laten zien.
Ik begon dan ook in het paradepaardje van ons instituut, het ‘Inspiration Center’. In deze prachtige multifunctionele ruimte was toevallig een collega bezig een grote groep dicht op elkaar staande studenten toe te spreken terwijl aan de andere kant mensen zich achter hun laptops op hun werk probeerden te concentreren.
Er kwam een vraag. Of er geen normale ruimtes waren om met studenten te kunnen werken? "Wat bedoel je met normaal?” vroeg ik. “Nou, een ruimte waar mensen kunnen zitten en je de deur achter je kunt dichtdoen zodat je ongestoord kunt werken en ook anderen niet stoort met jouw les.”
“Ah zo”, ik begreep hem nu.
“Muren werken belemmerend” zei ik, “daar willen we zoveel mogelijk vanaf. Daar zullen jullie nog meer mooie voorbeelden van zien. Er zijn nog wel wat kleinere conventionele lokalen, maar ruimtes ingericht om grotere groepen studenten te laten zitten zal je hier niet meer tegenkomen.”
“No way dat ik in zo’n ruimte een college zou kunnen geven” fluisterde een Amerikaan, maar ik deed alsof ik hem niet hoorde.
“Kijk, dit bedoel ik”, zei ik, aangekomen op de tweede verdieping, wijzend op alweer een open werkruimte met een aantal constructies die bij oudere medewerkers herinneringen aan telefooncellen zullen oproepen. “Dit waren nog niet lang geleden twee ouderwetse collegezalen, maar nu hebben we iets dat volgens de directie beter aansluit op de wensen en behoeften van medewerkers en studenten” legde ik uit.
“Maar hoe weet de directie dit?” luidde de wat zeurende vervolgvraag van diezelfde Amerikaan. Ik begon zijn houding irritant te vinden maar had geen concreet antwoord, want mij persoonlijk is niks gevraagd en ik weet zo ook niet wiens behoeften wel gepeild zijn. “De directie heeft al eerder voor ons bepaald welke onderwijsvisie wij als instituut uitdragen dus zij weet uiteraard ook wat voor gebouw daarbij past” antwoorde ik snel.
Het klonk alleszins plausibel vond ik. En als er dan bij de start van het nieuwe studiejaar, echt totaal onvoorspelbaar en volledig tegen alle verwachtingen in, onvoldoende geschikte ruimtes zijn om studenten en lessen te accommoderen, en collega’s te horen krijgen dat ze maar bij de TUE of de Aristo zelf wat zaaltjes moeten regelen, roosters moeten omgooien met alle stress en ergernis van dien, dan hebben we altijd nog een Chief Happiness Officer die er speciaal is voor ons welbevinden, zo bedacht ik me. Veel relevanter dan de fysieke faciliteiten.
Of ik dit alles wel te verantwoorden uitgaven vond, vroeg nu een Deen. Ik moest me nu echt inhouden. Wat een schandalige, suggestieve vraag. Te durven denken dat dit alles wellicht een niet een erg zinvolle, niet op een deugdelijke analyse gebaseerde aanwending van publieke middelen zou kunnen zijn.
Ik zei dat mijn mening in deze volstrekt irrelevant was en dat we bij een afstudeerproject van onze studenten ook vragen dat ze hun beslissingen kunnen onderbouwen en er daarom alle vertrouwen in had dat onze directie desgevraagd expliciet aantoonbaar kan maken exact hoe de nieuwe inrichting gaat bijdragen aan beter onderwijs en wilde daarmee afsluiten.
“Komen we ook nog bij de bibliotheek?” Het was weer die Amerikaan. Ik ontplofte bijna en kon mijn ergernis niet langer onderdrukken. “Die hebben we uiteraard ook niet meer”, antwoorde ik afgemeten, “dat snap je toch wel?” Maar nee, hij snapte er niks van.
Ewoud Jansen is docent Finance & Economics bij de opleiding International Business en auteur van diverse boeken en opiniestukken. Lees hier zijn eerdere columns voor Bron.
We zullen nog veel humor nodig hebben om ons door de doffe ellende van dit nieuwe gebouw heen te slepen.