Tilburg,
08
mei
2019
|
16:25
Europe/Amsterdam

‘We gaan betalen voor 3 sterren-nieuws, net als voor goed eten’

Daniëlle Arets bijt dinsdag 14 mei het spits af in een reeks openbare colleges van Fontys-lectoren. De lector bij de Journalistiek-opleiding duikt in de duistere wereld van trollen, bots en hoe nepnieuws de Europese verkiezingen kunnen beïnvloeden. Bron legt haar 4 stellingen voor over fake news.

1. Het ‘Broodje Aap-verhaal’ is oeroud. Nepnieuws is van alle tijden.
“Waar. Het is niet nieuw. In de Middeleeuwen Danielle Aretsverspreidde de Paus al valse berichten over moslims, wat mede leidde tot de kruistochten. In de negentiende eeuw kwam yellow journalism op in de Verenigde Staten. Kranten gingen de concurrentie aan met elkaar door verzonnen interviews en misleidende koppen te publiceren. In het boek Nepnieuws, een wereld van desinformatie van Han van der Horst staan tal van dit soort voorbeelden.”

Maar er is volgens Arets een groot verschil met nu: “Huidige geautomatiseerde systemen zorgen voor een razendsnelle verspreiding. Bots, trollen en algoritmes helpen bij het doelgericht misleiden van groepen mensen. Bovendien kan iedereen nu eigen nepnieuws verspreiden. We hebben de grootste moeite om (audio)visuele misleiding - deep fakes - te herkennen. Daar is nieuwe techniek voor nodig, maar het vereist ook een digitale geletterdheid die wij nu nog niet bezitten. Op scholen, ook bij Journalistiek, moeten wij daar sterker op inzetten.”

2. Voor de 'clickbaits' blazen journalisten onzinnig nieuws op en zo dragen ook zij bij aan nepnieuws.
“Waar en niet waar. Kranten zitten sinds de opkomst van internet in zwaar weer. Ze zoeken een nieuw verdienmodel en daardoor ontstaat de neiging om Paus Urbanus IIkoppen te maken die zorgen dat de lezer erop klikt. Ook de debatstrategie, je bent voor of tegen, wint terrein. Hierdoor verdwijnt de nuance. Maar ik denk dat platforms als De Correspondent daar een goed weerwoord op hebben. Zij hebben een ledenstrategie gelanceerd waardoor ze minder afhankelijk zijn van adverteerders. Goede journalistiek, die bijdraagt aan de betrouwbaarheid van nieuws, is nu belangrijker dan ooit. Ik denk dat we daar straks weer voor willen gaan betalen, voor 3 sterren-nieuws. Net als voor goede voeding.”

De grote aandacht voor ‘fact checken’ - elke krant heeft wel een rubriek met titels als ‘hoe zit het nu echt?’ - heeft overigens ook een keerzijde, waarschuwt Arets. “Dat zou mogelijk zelfs een backfire-effect kunnen veroorzaken: lezers weten niet meer wat waar en niet waar is en kunnen alle nieuws gaan wantrouwen. 

3. Trump en Poetin krijgen vaak de schuld, maar ook linkse politici en actievoerders framen tegenstanders met onware informatie. 
“Waar, iedereen dikt zijn verhaaltje aan. In ons lectoraat gaan we samen met gedragswetenschappers onderzoeken wat het lange termijneffect is van desinformatie. Want eigenlijk weten we daar nog heel weinig van. Helpt het bijvoorbeeld om mensen zelf desinformatie te laten maken om de mechanismes ervan beter te laten begrijpen?”

Volgens de lector moeten journalisten bovendien veel ‘digitaler’ worden. Niet alleen om zelf fake news eerder te ontdekken, maar ook omdat ze er dan beter over kunnen berichten. “Het is nu vaak dystoptisch óf utopisch. Maar de komst van Smart Cities, 5G-netwerk, het gebruik van data … journalisten moeten beter weten waar dat allemaal over gaat. Zij kunnen ook betere journalistiek bedrijven als ze gebruik maken van dataverkeer. Kijk naar Bellingcat, een groepje burgerjournalisten dat door gebruik van data uit onder meer social media belangrijk nieuws naar boven haalt (bijvoorbeeld over de MH17, red.). Met die methode kom je niet steeds met de usual suspects aanzetten, maar boor je nieuwe bronnen aan.”

4. De overheid moet zich niet bemoeien met nepnieuws - zoals de Europese Commissie doet in aanloop naar de verkiezingen van 23 mei. Censuur ligt op de loer.
“Niet waar. Ik snap de bezorgdheid voor inmengingPresident Trump van de Europese Commissie. In de strijd tegen nepnieuws en het negatief beïnvloeden van de publieke opinie moeten partijen echter samenwerken: overheid, journalistiek en de grote databedrijven als Google en Facebook. Ieder heeft zijn eigen rol. De journalistiek is er om informatie te brengen, het publieke debat te voeren en heeft de waakhondfunctie. De overheid kan erbij helpen de ‘digitale geletterdheid’ van burgers te verbeteren. Grote databedrijven kunnen hun beleid aanpassen.

Maar ook daarbij geldt dat er nog veel onderzoek moet worden gedaan. Facebook kan zijn algoritmes wel veranderen, maar dat heeft geen zin als je niet precies weet wat het effect is van deze algoritmes en dat weten we nu niet.” [Petra Merkx]

Reacties (0)
Bedankt voor uw bericht.