Eindhoven,
21
oktober
2021
|
14:19
Europe/Amsterdam

Waarom een beroepscode alleen niet genoeg is tegen grensoverschrijdend gedrag

Het lijkt onuitroeibaar: trainers die hun pupillen onverantwoord hard aanpakken of zich grensoverschrijdend gedragen. Volgens Gertjan van Dokkum, docent bij Fontys Sporthogeschool, is de beroepscode helder. Maar dat is niet genoeg.

Bij het turnen, het vrouwenvoetbal, dans, triathlon … Misstanden komen in zoveel (top)sporten voor dat demissionair staatssecretaris Paul Blokhuis vorige week besloot een breed onderzoek te laten doen.

Het gaat daarbij om ongewenst gedrag van trainers en coaches, zoals manipulatie, chantage en vernedering. Maar ook het aanmoedigen van jonge Gertjan van Dokkumtopsporters om op een streng dieet te gaan, zodat ze in de juiste gewichtscategorie vallen.

Beroepscode
Gertjan van Dokkum is als docent van de opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding (ALO) vanuit verschillende rollen [zie kader] bezig met deze problematiek.

Dat er een breed onderzoek komt naar misstanden in de topsport, vindt de docent op zich een goed idee. Maar eigenlijk vindt hij de volgende stap belangrijker: de vertaling naar actie om de sportcultuur te veranderen.

Er ligt ten slotte al een beroepscode voor trainers en coaches. “Die is helder. Alleen is het mededelen dat er een code is, niet genoeg. Hij moet ook worden doorleefd en toegepast binnen sportkoepels, sportbonden en verenigingen zodat alle (spel-) regels, afspraken en gedragingen kindvriendelijk zijn.”

In de sport zou veel meer het ‘pedagogisch handelen’ voorop moeten staan, aldus Van Dokkum. “De sport zelf staat dan niet centraal, maar de pedagogische context waarbinnen het kind de sport beoefent.”

Pedagogisch klimaat
De ALO heeft deze stap al vijftien tot twintig jaar geleden gemaakt. Vroeger was de gymles veel prestatiegerichter en moesten ook kinderen die daar geen aanleg voor hadden per se een vogelnestje maken om een voldoende voor gym te krijgen.

De ALO-studenten leren het nu anders, in lijn met de beroepscode. Het gaat enerzijds om simpele spelregels: je mag bijvoorbeeld nooit iemand aanraken zonder het te vragen en aanraken mag alleen in de context van de oefening. Maar de belangrijkste boodschap is dat zij leren de fysieke en psychologische integriteit van het kind te respecteren.

“Zo ontstaat een pedagogisch leerklimaat waarin de sporter en niet de trainer bepaalt hoe hoog de lat moet liggen. Het is de taak van de trainer om het juiste klimaat daarvoor te creeëren. Het is dus feitelijk een kwestie van omdenken”, zegt Van Dokkum.

Om sporttrainers en -coaches te helpen bij dit omdenken en de beroepscode te vertalen naar concreet pedagogisch handelen op de werkvloer, werkt Van Dokkum nu samen met de turnbond KNGU. [lees verder onder foto]

Systeem moet veranderen
“Maar”, benadrukt Van Dokkum, terugkomend op het grensoverschrijdend gedrag in de topsport: “de misstanden komen niet alleen door gebrekkig pedagogisch handelen of het niet goed doorleven van de beroepscode. Het systeem in de topsport werkt het óók in de hand. Ook daaraan moet iets veranderen.”

Het gaat dan bijvoorbeeld om de leeftijd dat de kinderen worden geselecteerd. “Gelukkig is dat nu pas vanaf 15 jaar. Maar nog niet zo lang geleden werden kinderen op jonge leeftijd uit hun sociale omgeving getrokken, uit de bescherming van hun gezin en vriendenkring.”

Perverse prikkels
Ook wedstrijdregels zijn niet altijd kindvriendelijk. Denk aan kledingvoorschriften (zoals hoog opgesneden turnpakjes), het niet verder mogen deelnemen aan de competitie bij een blessure (wat de trainer en sporter onder druk zet om toch door te sporten) of gewichtsklassen (waardoor sporters extreem lijnen).

“Het zijn allemaal onderdelen van een systeem dat de trainers en ouders aanzet tot bepaald gedrag”, zegt Van Dokkum. “Ook het verdelen van sportgelden in Nederland op basis van medaillekansen is een perverse prikkel. Bonden zetten er hun trainers mee onder druk, waardoor het pedagogisch prestatieklimaat direct wordt bedreigd.”

Chinese trainingsmethode
Hij neemt het daarmee ook op voor de trainers die hun pupillen keihard aanpakten. “Die dachten jarenlang dat het zo moest. Ze namen bijvoorbeeld de Chinese en Russische trainingsmethode over. Ook de ouders van jonge turnsters, en soms ook zijzelf, wilden er alles uithalen en dachten dat dat zo het beste ging. Maar wie beschermde het kind?”

Dat Nederland door deze maatregelen mogelijk internationaal minder successen kan scoren, is volgens Van Dokkum een drogreden. “Kijk naar Pieter van den Hoogenband, die pas op zijn twaalfde jaar begon met zwemmen en helemaal vanuit eigen motivatie de top bereikte. Hetzelfde geldt voor turner Epke Zonderland en wielrenster Marianne Vos.”

Topsporthouding
Hoe werkt dat eigenlijk bij de topsporters die (relatief vaak) bij de Sporthogeschool gaan studeren? “Die topsporthouding verdampt bij ons heel snel als het gaat om lesgeven aan kinderen. We leren ze dat hun prestatie draait om het best mogelijke pedagogische sportklimaat te creëren voor alle kinderen zodat ze een gezonde en actieve levensstijl ontwikkelen. [Petra Merkx]

Reacties 1 - 1 (1)
Bedankt voor uw bericht.
Dirma Eisenga
22
October
2021
Ongeveer tien jaar begeleid ik topsporters die aan de ALO studeren. Ik ervaar niet zozeer dat de topsporthouding verdampt bij hen. Deze studenten ontwikkelen zich als topsporter én als lesgever, en die twee carrières versterken elkaar in mijn ogen. Aandacht voor het pedagogisch klimaat leert een topsporter om zijn topsporthouding in perspectief te plaatsen. Maar zeker ook andersom. De combinatie daarvan maakt hen tot extra waardevol voor zowel de sportwereld, als het onderwijs.