Jeugdhulpverlener in de klas helpt leerkracht én leerling
Het in de klassensituatie direct delen van expertise tussen jeugdhulpverlener en leerkracht versterkt het welbevinden van leerlingen. Zo blijkt uit onderzoek onder leiding van Mariette Haasen van het Fontys-Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg.
Jeugdhulpverlener en leerkracht overleggen doorgaans buiten de klas over sociaal-emotionele problemen van kinderen. “Wij brachten hen juist daar samen”, vertelt projectleider Haasen van OSO. “Groepsgerichte, preventieve basisondersteuning maakt het mogelijk kwetsbare leerlingen in hun eigen klas op te vangen, in plaats van hen door te verwijzen naar de jeugdhulpverlening.”
Problemen snel tackelen
Zowel in het speciaal als het regulier onderwijs (en in de geledingen po, vo en mbo) stak het onderzoeksteam haar licht op. Naast Fontys werden de onderzoekers ondersteund door de Radboud Universiteit, het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). De laatste, zo meldde Bron destijds al, stelde subsidie beschikbaar voor het onderzoek.
Concreet is er in de klas samengewerkt in themalessen over bijvoorbeeld hechting en onderling respect. “Een aanwezige jeugdhulpverlener herkent de patronen achter boosheid of andere emoties van een kind”, legt Haasen uit. “De leerkracht kan met die informatie gelijk aan de slag.”
Zo verbetert, met name in het basis- en het speciaal onderwijs, de interactie van leerlingen met leerkracht en klasgenoten, en gaat ook hun taakmotivatie omhoog.
Pedagogische competenties versterkt
Naast de klassensituatie is er aangehaakt bij bestaande projecten van gemeenten. “Bijvoorbeeld het Jongeren Service Punt (JSP) voor vo en mbo in Venray. Hun medewerkers gingen de klas in en werden zichtbaar. Dat maakte het voor leerlingen gemakkelijker om bij hen aan te kloppen voor hulp.”
Overigens hebben ook leerkrachten baat bij de nauwe samenwerking met jeugdhulpverleners. “Doordat ze samen op de lessen reflecteren, voelen leerkrachten zich minder ‘handelingsverlegen’. Hun pedagogische competenties nemen toe. Zij ervaren dat ze ook zelf zaken vlot kunnen trekken.”
En als ze er toch een jeugdhulpverlener bij willen halen, is dat een stuk laagdrempeliger geworden: “Ze melden een leerling niet aan bij een officieel loket, maar sturen een appje naar iemand die ze toch al kennen.”
Corona vormt bevestiging
De context van de klassensituatie heeft als voordeel dat er aandacht is voor meerdere kinderen tegelijk. “Het gebruikelijke zorgmodel is: één leerling en meerdere specialisten daaromheen.” De onderzoekers hanteerden een Amerikaans model, dat feitelijk omgekeerd werkt. “In dit geval benaderen leraren en jeugdhulpverleners een grote groep leerlingen. Met als doel vooral het verstevigen van de basis en probleempreventie.”
Voor Haasen was de coronacrisis juist een bevestiging dat deze aanpak werkt. “Er zijn in ons land veel metingen gedaan naar de effecten van corona bij leerlingen. Over de hele samenleving genomen, daalt dan het welbevinden. Maar de ruim 1000 kinderen in ons onderzoek blijken beter om te gaan met die gevolgen. In sommige groepen leerlingen is er zelfs een stijging van het welbevinden voor én na corona.”
Pril
Door het grote aantal verwijzingen is de druk op de jeugdzorg enorm. Of de nauwe samenwerking in de klassensituatie daadwerkelijk leidt tot minder intakes weet Haasen nog niet. “Maar ik kan me voorstellen dat dit zo is. Beide genoemde aspecten – meer welbevinden bij de leerling en meer competentiegevoelens bij de docent – kunnen het aantal verwijzingen voor de jeugdhulpverlening gunstig beïnvloeden.”
Echter, voorzichtigheid blijft geboden. “Het is de allereerste keer dat deze vorm van samenwerking wordt onderzocht. De gevonden effecten zijn positief, maar het is te vroeg om daaraan verregaande conclusies te verbinden.”
Module ‘samenwerken’
Het onderzoek laat ook zien hoe essentieel de competentie ‘samenwerken’ is. Dat is volgens Haasen iets waarop de Fontys-Instituten kunnen voortborduren, bijvoorbeeld in de vorm van een vaste module in het curriculum.
“Gaandeweg het project groeide het vertrouwen in het ‘interprofessioneel handelen’ en het geloof in een gemeenschappelijk doel. De betrokken professionals leren dit nu al doende… maar tijdens hun opleiding blijkt er amper aandacht voor. Daarvoor mag best meer ruimte komen.” [Frank van den Nieuwenhuijzen]
Het is wel iets waar we een ontzettend lange adem voor nodig hebben: het onderwijs systeem is hier echt niet op ingericht…