‘Elf procent kinderen in de jeugdzorg is echt te veel’
Half miljoen voor onderzoek
Steeds meer kinderen en jongeren krijgen te maken met jeugdhulpverlening, 11 procent inmiddels. “Er zijn altijd kinderen die zorg nodig hebben, maar zoveel … rond de 5 procent zou een normaler aantal zijn”, zeggen Mariette Haasen en Hélène Leenders. Het aantal kan volgens hen omlaag als leraren en jeugdzorgprofessionals beter samenwerken. Ze sleepten onlangs een half miljoen euro binnen voor onderzoek hiernaar.
“In de klas wordt te veel gekeken naar problemen bij kinderen”, legt Haasen uit. Zij is werkzaam bij de Fontys-Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (OSO) en projectleider van het onderzoek. “Te drukke kinderen krijgen Ritalin, hoogbegaafde kinderen of kinderen met dyslexie worden uit de klas gehaald om in aparte groepjes te werken. Wij denken, en krijgen daarvoor veel bijval uit het werkveld, dat je beter preventief kunt werken aan ‘gelukkig worden’, aan het weerbaarder maken van kinderen. Samen in de klas. Zo voorkom je dat kinderen in de hulpverlening terechtkomen.”
Gelukkige kinderen
“Het is toch gek, zoals de directeur van het Nederlands Jeugdinstituut onlangs terecht in Nieuwsuur zei, dat onze jeugd tot de gelukkigste van de wereld hoort en toch zo massaal gebruik maakt van specialistische zorg?”, voert Leenders, associate lector bij Fontys Pedagogiek, aan.
"De druk vanuit de maatschappij is groot. Een kind moet presteren en goed zijn, anders is er iets mis. Ouders zijn onzeker en vragen om diagnoses. Maar ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. We moeten ons veel meer afvragen wat een kind nodig heeft om zich goed te ontwikkelen.”
Leenders vindt het ook belangrijk dat kinderen minder vaak uit de klas worden gehaald omdat ze ‘anders’ zijn. “Dat is toch ook verdrietig? Wij pleiten voor een veel inclusievere aanpak, die aan alle kinderen het signaal geeft dat ze er mogen zijn; een aanpak waarin verschillen tussen leerlingen gezien worden als talenten en mogelijkheden.”
Passend onderwijs
Sinds de invoering van het Passend onderwijs in 2014 gaan kinderen die eerst naar het speciaal onderwijs gingen, naar het regulier onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat leraren moeite hebben met kinderen met gedragsproblemen en ze missen handen in de klas.
"Professionals uit de jeugdhulp kunnen dus een dubbele rol in het onderwijs vervullen: aan de ene kant kunnen ze samen met leerkrachten zoeken naar passende antwoorden voor gedrag en leraren ervaren direct expertise in de klas", aldus Haasen.
Preventief werken
De professional uit de jeugdhulpverlening geeft nu individuele hulp aan leerlingen als er problemen zijn. Maar als hij samenwerkt met het onderwijs kan hij preventiever zijn werk doen, is het idee van Haasen en Leenders. "Dat is efficiënter omdat grotere groepen leerlingen worden geholpen. Er blijft dan ook meer tijd en geld over voor de kinderen die echt specialistische hulp nodig hebben”, aldus Haasen.
Mooi voorbeeld van hoe de aanpak van Haasen en Leenders in de praktijk kan werken is het project WIsH in Den Bosch. Daar krijgen alle kinderen in groep zes van de Bossche basisscholen een weerbaarheidstraining in samenwerking met de GGD. Het project maakt onderdeel uit van het onderzoek.
Nieuwe methodieken
Samen met scholen van het primair onderwijs tot het mbo en aanbieders van jeugdhulpverlening in Brabant en Limburg, gaan Haasen en Leenders onderzoeken welke mechanismen leiden tot een betere samenwerking. Doordat de leraren en hulpverleners dat onderzoek zelf in de praktijk gaan doen, vindt de samenwerking ook al meteen plaats. Het onderzoek start in december en beslaat ongeveer 50 klassen.
“We willen ook weten of preventief werken zin heeft, met andere woorden: daalt het aantal verwijzingen naar de gespecialiseerde jeugdhulp? Daarnaast willen we de mechanismen die bijdragen aan een betere samenwerking vertalen naar opleidingsmodules voor onze studenten op onze educatieve en pedagogische opleidingen”, zegt Haasen.
Langlopend onderzoek
De subsidie voor het programma Integration of youth care in schools. Teachers and youth professionals working together in the classroom komt van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Het onderzoek start in december en duurt drie jaar. Ook de universiteiten van Tilburg en Nijmegen werken eraan mee. [Petra Merkx]
Totdat dat bereikt is, hoop ik dat dit onderzoek heel succesvol wordt, het is hard nodig!
Met mijn expertise en visie kan ik mogelijk wat voor jullie betekenen in Tilburg.
Neem gerust even contact op!
Ellen van de Wiel
Samen, op weg naar beter.
Wat is de samenwerking? De hulpverlener de klas in? Naast of ipv de ambulant begeleider in Passend onderwijs? De hulpverlener gaat de extra handen bieden in de klas waar behoefte aan is? Wordt de leerkracht dan gecoacht of het kind extra ondersteunt in de klas? Het project Wish, Den Bosch, wordt de weerbaarheidstraining door hulpverleners gegeven? Ik denk dat samenwerking een mooie inzet is, maar haal uit dit stuk geenn concrete toevoeging van de hulpverlener in het onderwijs naast een ABer. Ben benieuwd!