Eindhoven,
27
juni
2019
|
09:31
Europe/Amsterdam

‘Controle op buitenlandse wervingsbureaus is lastig’

Onderwijsminister Van Engelshoven is kritisch over buitenlandse wervingsbureaus, die hoger-onderwijsinstellingen vaak inschakelen om internationale studenten te trekken. Ook Fontys kijkt, naar eigen zeggen, kritisch naar deze bureaus. Maar écht controleren is lastig.

De Algemene Onderwijsbond heeft berekend dat zo’n 20 procent van de internationale studenten naar ons land komt via een wervingsbureau. De Aob vindt dat zorgelijk, onder meer met het oog op de onderwijskwaliteit. 

Genoemde bureaus kunnen niet altijd bogen op een vlekkeloze reputatie, bijvoorbeeld vanwege hun hoge bemiddelingstarief en de eveneens prijzige schakelprogramma’s waarmee zij minder-gekwalificeerde studenten over de streep proberen te trekken. Volgens de minister is de inzet van deze bureaus ook overbodig, omdat er sowieso al een hoog percentage internationalen naar ons land komt.

Kwaliteit voorop
Fontys Hogescholen heeft contact met in totaal Bram ten Katedertig gecertificeerde bureaus. Om aanspraak te maken op zo’n samenwerking, moeten bemiddelaars zich onderwerpen aan de Gedragscode die de Nederlandse hogescholen en universiteiten gezamenlijk hebben geformuleerd. Die stelt bijvoorbeeld eisen aan de vooropleiding van de aanmelder en zijn/haar beheersing van het Engels.

Fontys hanteert daarnaast het uitgangspunt: groei van het aantal internationalen is geen doel op zich; kwaliteit is hét criterium. Voor diensten als voorlichting en bemiddeling ontvangen wervingsbureaus een marktconforme vergoeding.

Terecht kritisch
Fontys International Business School in Venlo is één van de instituten die werft volgens dit stramien, met name in China. Directeur Bram ten Kate vindt de kritische benadering van de minister terecht. “Ook wij denken momenteel na over wat we precies willen met die bureaus.” 

Zo vormt de Code of Conduct weliswaar een goede manier om ongewenste praktijken tegen te gaan, maar is deze volgens Ten Kate mogelijk niet altijd waterdicht. “De Gedragscode bepaalt bijvoorbeeld dat onderwijsinstellingen niet betalen voor diensten als de student of de ouders dat ook al gedaan hebben. In mijn tijd op de Hanzehogeschool in Groningen kreeg ik dan van studenten achteraf weleens signalen dat bemiddelaars misschien toch dubbel betaald kregen.”

Ten Kate ziet zo’n overtreding zeker als reden om de samenwerking met het betreffende bureau te stoppen. “Het is echter lastig om een en ander hard te maken.” Actief onderzoek naar de handelwijze van bureaus wordt bemoeilijkt doordat je nauwelijks informatie boven tafel krijgt. 

“In bredere zin begeef je je hier op het vlak van agentmanagement en handhaving. Aspecten waarvoor we misschien met z’n allen nog wel wat meer aandacht kunnen hebben”, aldus Ten Kate. “Als je een Code maakt, moet je er natuurlijk ook continu op blijven toezien.”

Waardevolle bijdrage
Ondanks haar kritische uitlating neemt de minister voorlopig geen maatregelen tegen mogelijke misstanden. Ze vindt ook dat − mits de toeleiding op de goede manier plaatsvindt – ‘internationale studenten juist een waardevolle bijdrage leveren aan het Nederlandse hoger onderwijs’. 

Bram ten Kate beaamt dat. Daarbij is volgens hem ook Aziatische (en Chinese) inbreng volgens hem essentieel. “Azië blijft economisch gezien een sleutelregio, ook de komende jaren. Om een puur Europese oriëntatie te voorkomen, willen we deze groep er graag bij hebben.”

Ten Kate wijst erop dat de rol van de wervingsbureaus in China op termijn weleens kan afnemen. “Omdat de internationaliseringsgedachte in dat land blijft groeien, zie je dat ook steeds meer vooropleidingen trajecten hebben om hun afstudeerders richting Europa te helpen. Buiten de wervingsbureaus om. Voor de aanwas is dat alleen maar goed.” [Frank van den Nieuwenhuijzen]

Reacties (0)
Bedankt voor uw bericht.