Eindhoven,
31
mei
2017
|
12:50
Europe/Amsterdam

Liefde kweken voor robots

Lectoraat Mens en Technologie helpt robots aan beter imago

Robots- in tal van sectoren duiken ze op. Een thee schenkende zorgrobot of een zwijgzame collega die onvermoeibaar blijft doorlassen- het kan allemaal. Voor veel mensen is het nog wel even wennen.

Juist dat proces van gewenning is één van de onderzoeksthema’s van het lectoraat Mens en Technologie. Het is opvallend dat het softe aspect 'acceptatie' steeds belangrijker wordt gevonden in de kille technologiesector. “Begeleiding van medewerkers is cruciaal,” zegt onderzoekster Marijke Bergman (links op foto onderaan). “Zet de robots niet alleen neer, maar vertel er ook een verhaal bij. Overigens spreek ik liever van ‘omarming’ dan acceptatie. Dat maakt de relatie net even een laagje dieper.”

Slecht imago
Niet overal krijgen de hulpvaardige machientjes zo’n warm welkom. Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut, schrijft bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat we als samenleving niet lijdzaam hoeven af te wachten tot de techniek ons overneemt. (…) Voor we het weten, leren we onze basisvaardigheden af en laten we ons blind leiden door computers’. Lector Janienke Sturm (foto op de trap) vindt zo’n schrikbeeld overtrokken. “Het beeld van robots in de media is zwart-wit. Al te vaak wordt de suggestie gewekt dat we door automatisering en robotisering essentiële dingen kwijtraken. In werkelijkheid ligt het genuanceerder. Robots zitten ons niet in de weg- ze kunnen ons leven een stuk comfortabeler maken.”

Drie thema’s als kapstok
Mens en Technologie' is één van de 45 Fontys-lectoraten. Sturm: “Ons uitgangspunt is de voortdurende wisselwerking tussen mens en techniek. In het dagelijks leven zie je die al overal, zowel op de werkvloer als thuis. Drie thema’s komen terug in alle projecten.” Het eerste is ‘mensgericht innoveren’, waarbij het erom gaat de eindgebruiker te betrekken bij het hele ontwikkelproces van een toepassing. “Kijk dus al in een vroeg stadium naar gebruikersbehoeften en -context. Daaraan ontbreekt het in de praktijk nogal eens. Het uitgangspunt is dan puur techniek-gericht.”

Een tweede thema is de al genoemde acceptatie van technologie. Sturm: “Dit vanuit het perspectief van professionals die ermee moeten werken. In bedrijven wordt vaak van bovenaf voor een bepaalde oplossing gekozen. Soms levert dat op de werkvloer weerstand op. Wij onderzoeken wat daarachter zit. Uiteindelijk moeten mensen ‒ zonder vooroordelen en met plezier ‒ de relatie met technologie kunnen aangaan.” Het derde overkoepelende thema is ‘gedragsverandering’. “Hoe zet je technologie in om bepaald (positief) gedrag te bevorderen? Hierbij kun je dan denken aan een app die ouderen aanzet om meer te bewegen.”

Al met al maakt dit het lectoraat aardig breed, concludeert Sturm. “Maar dat past bij de expertise die we hier in huis hebben, met zowel (toegepaste) psychologie als HRM. De samenwerking met derde partijen maakt het helemaal multidisciplinair. In ons netwerk zit alles van technologiegigant tot mkb, en van verpleeghuis tot gemeente. Voor ons een teken dat we er afdoende in slagen om de link met de praktijk te leggen.”

“Ik werk samen met twee robots. De een is mijn hulpje en de ander mijn slaafje”

 

Mobiele cobot beter begrijpen
Op het gebied van techniek-acceptatie spreekt de omarming van robots volop tot de verbeelding. Eén van de projecten waarbij het lectoraat Mens en Technologie is betrokken is (G)een Moer Aan!. Marijke Bergman: “Dit RAAK-mkb-project is gericht op het snel en eenvoudig ‘inleren’ van cobots die worden gebruikt voor het maken van bout- en moerverbindingen.” Mens en Technologie trekt hierin samen op met diverse hogescholen en bedrijven. Penvoerder is overigens een ander Fontys-lectoraat, te weten Mechatronica.

“Cobots zijn mobiel en veel flexibeler dan hun robot-voorvader. Zo’n collaborative robot beweegt zich letterlijk door de fabriek en verricht allerlei complexe handelingen. Doel van het project is om het herconfigureren van een cobotsysteem voor een nieuwe taak net zo eenvoudig te maken als het gebruik van een smartphone.” Dit project is in meerdere opzichten interessant, vertelt Bergman (foto onder). “Het is gericht op de maakindustrie, en speelt dus in een zuiver technische setting. Daarbij is het ingebed in onze eigen smart industry-regio.” De onderzoeksinbreng van Marijke Bergman en haar collega’s focust vooral op optimale samenwerking, waarbij het gaat om kwaliteit van arbeid en de beleving van medewerkers.

Eén van de deelnemende bedrijven is Van Beek Schroeftransport BV uit Drunen. “Zij bouwen schroefsystemen waarmee bijvoorbeeld poeder of granulaat wordt vervoerd,” licht Bergman toe. “Een prima voorbeeld van een bedrijf dat de nek uit durft te steken. Voor hen gaat het niet alleen om de technische implementatie, maar duidelijk ook om de acceptatie van robotica.”

De onderzoekers onderscheiden zes aspecten die met de acceptatie-bereidheid samenhangen. Bijvoorbeeld: bruikbaarheid, gewoontegedrag en de achterliggende werkwaarden. “In vraaggesprekken houden we die sleutelaspecten tegen het licht,” begint Bergman. “Qua bruikbaarheid gaat het erom dat mensen de meerwaarde van de robot (of cobot) zien binnen hun eigen, specifieke context.” Ook gewoontegedrag weegt zwaar. Mensen hebben allerlei vaste scenario’s in hun hoofd over hoe hun werk moet verlopen. “Maar het helpt enorm als medewerkers beseffen dat de komst van de robot hun werk vergemakkelijkt. Dat ze bijvoorbeeld eerder toekomen aan andere essentiële zaken, zoals het schoonhouden van de werkplek.”

 

Context
Het aspect ‘werkwaarden’ is abstracter, maar blijkt evengoed een belangrijke trigger. “Houden mensen nog eer van hun werk? Medewerkers willen dat hun taak inhoudsvol blijft en evenveel voldoening geeft als vroeger. Zitten die robots daarbij niet in de weg?” Op dit punt komt vaak onzekerheid om de hoek kijken, weet Bergman. “Mensen vragen zich af: Maak ik straks nog wel een mooi eindproduct, of hoef ik alleen maar de fouten van de robot te herstellen? Kan ik nog wel doorgroeien in het werk? Of: Hoe vertel ik mijn buurman dat ik voortaan samenwerk met een robot?”

“Om de inbedding van robotica vlotter te laten verlopen is context nodig. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kunnen we uiteindelijk vaststellen waar het echt wringt. Daarop kunnen we dan gericht inspelen.” Marijke Bergman benadrukt dat het nu nog te vroeg is voor harde conclusies. “Maar de bedoeling is dat we straks voor elke indicator met concrete adviezen komen."

Kijkje in de toekomst
De omarming van robots- klinkt dat niet een beetje zweverig? Bergman ontzenuwt dit: “Het inzicht groeit dat het implementeren van robotica niet zuiver een technisch verhaal is. Terecht. Technologische innovatie is één ding, maar je medewerkers moeten er wel volledig in meegaan.” De invloed van de technologie op ons dagelijkse leven groeit. Dat lijkt een onomkeerbaar proces. Moet de knop niet gewoon om? Is het niet een kwestie van go with the flow? “Mensen houden in het algemeen niet van verandering,” stelt Bergman. “Maar veranderen is onvermijdelijk- het is een deel van onze natuur. Sommige vormen van verandering ‒ een vakantie, een nieuw huis ‒ vinden we maar wat leuk. De crux zit hem een beetje bij de vraag of het voor onszelf relevant is. Of we er baat bij hebben, en of er sprake is van keuzevrijheid.” Ook uit de interviews in de maakindustrie blijkt voldoende veranderbereidheid. Bergman: “Veel professionals zien heus wel de toegevoegde waarde van robotica. Een medewerker die ik interviewde in het kader van ons onderzoek zei het als volgt: Ik werk samen met twee robots, De een is mijn hulpje en de ander mijn slaafje.

Bergman denkt dat het met de omarming van robots uiteindelijk wel goedkomt. “Volgens mij groeien we geleidelijk toe naar een open houding en een soort natuurlijk acceptatievermogen. Natuurlijk: een tegenbeweging hou je altijd. Maar technologie is een middel om ons leven comfortabeler te maken. Een middel dus, en geen doel op zich. Robots voegen alleen iets toe als we er ook iets aan hebben.” [Frank van den Nieuwenhuijzen]

 

Foto's: Ton Toemen