Eindhoven,
13
februari
2023
|
13:20
Europe/Amsterdam

Houterman: 'Discussie over HILL hoort thuis binnen opleidingen'

De discussie over de onderwijsmethode HILL en alle varianten daarvan is in de publieke ruimte wat verstomd. Maar weg is zij niet. Reden om deze onderwijsvernieuwing en de pedagogisch-didactische koers van Fontys tegen het licht te houden met bestuursvoorzitter Joep Houterman. 

De discussie rond HILL, de onderwijsvorm die binnen Fontys breed is ingezet, laaide enkele maanden geleden in volle hevigheid op nadat de Belgische professor Philip Dochy was veroordeeld voor het verkrachten van een studente. De hoogleraar Onderwijskunde en zijn organisatie High Impact Learning that Lasts (HILL) werden bij Fontys regelmatig ingehuurd door verschillende instituten en diensten.

Over Dochy ging het al snel niet meer en zijn organisatie werd snel in de ban gedaan. Maar over HILL als nieuwe onderwijsvorm ging het des te meer. Er volgden stevige discussies in de commentaren onder opiniestukken en columns hierover bij Bron in de laatste twee maanden van 2022. Een van de laatste artikelen hierover was een opiniestuk van Joep Houterman, waarin hij onder meer stelde dat elke onderwijsmethode voor- en nadelen kent en dat het bestuur discussie en dialoog toejuicht. 

Een van de kritiekpunten is dat die discussie niet of niet zichtbaar wordt gevoerd. Is dat zo? En heeft het bestuur hier een rol in?
“De inhoudelijke discussie moet binnen de opleidingen gebeuren. Hoe zij hun onderwijs vormgeven is aan hen. Daar moeten wij als bestuur niet dwars doorheen gaan lopen stieren. De rol van het bestuur is om de uitgangspunten voor dat onderwijs te bewaken. En opleidingen en instituten te bevragen of ze onderwijs ontwikkelingsprocessen goed laten verlopen en dat vervolgens goed te faciliteren.”

Joep HoutermanHoe en waar heeft het bestuur die uitgangspunten geformuleerd?
“Er zijn vijf uitgangspunten voor leren vastgesteld in 2018 en die zijn ook in Fontys for Society opgenomen. Een belangrijke daarvan is dat de student zelf eigenaar is van zijn leerproces. Met als ultieme doel voor Fontys dat we die student na zijn of haar studie afleveren als de zelfstandig denkende en lerende professional waar het werkveld om vraagt.”  

Maar hebben de critici gelijk als zij zeggen: wij zijn nergens in meegenomen? Of hebben ze de kans wel gehad maar hebben zij die nooit gegrepen?
“Voor de organisatie geldt dat het je verantwoordelijkheid is om dat proces zo goed mogelijk in te richten. Daar zijn echt wel stappen in gezet en er is naar kritiek geluisterd. Soms is er ook een stap terug gezet. Maar je houdt natuurlijk altijd mensen die niet tevreden zijn met een verandering. 

Daarbij moet ook gezegd dat het ook de verantwoordelijkheid is van een werknemer om zich op de hoogte te houden van wat er binnen zijn organisatie speelt. Het werkt twee kanten uit.”

Zoals veel discussies anno 2023 lijkt ook deze heel erg gepolariseerd. Is er overwogen om een paar stappen terug te doen en een wat bredere discussie op poten te zetten?
“Nee. Ik vind dat het gesprek goed gevoerd moet worden binnen de opleidingen. Niet Fontysbreed dus.”

In hoeverre staat het elk instituut, managementteam of docententeam daar dan vrij om zelf te bepalen wat de pedagogisch-didactisch te volgen koers is?
“Uiteraard willen we wel dat er volgens die vijf uitgangspunten wordt gewerkt. Maar verder is er een grote mate van autonomie in hoe je dat doet. En je ziet ook een grote variatie bij de verschillende opleidingen in hoe zij het invullen. Daarbij moet iedereen zich wel doorlopend afvragen: doen we zo het goede en op de goede manier. Dat geldt voor het management maar ook voor de docenten zelf.“

Waar HILL al ver is doorgevoerd, stellen sommigen dat die ruimte er niet is of nooit werd geboden.
“Kritiek als zou er te weinig inspraak zijn, moet je serieus nemen. Hebben we dat proces, per opleiding en instituut, dan wel goed gedaan? ? Wij hebben dat ook met betrokken instituten besproken, dat is ook onze rol om ze daar op aan te spreken.

Sommige docenten zien dit misschien als een diskwalificatie, van zichzelf of van de wijze waarop tot dan het onderwijs werd verzorgd. Dat is zo natuurlijk niet bedoeld, maar ik begrijp wel waarom ze dat zo kunnen voelen.

Dit leert ons ook wel iets als totale organisatie. We zijn daar ook druk mee bezig. Hoe begeleid je opleidingen nóg beter bij dit soort transities? Hoe vindt er binnen opleidingen een continue kwaliteitsdialoog plaats? Daarin moeten opleidingen continu leren en aanpassen, kort-cyclisch.”

Maar wat als je je desondanks als docent of student niet gelukkig voelt bij zo’n transitie en bij de nieuwe pedagogisch-didactische koers?
“Ik denk dat je de meeste mensen gewoon kunt inpassen in die nieuwe methodes. Maar als ik er als docent toch heel erg ongelukkig van word, dan zou ik ergens anders gaan kijken.”

Sommige docenten hebben dat ook daadwerkelijk al gedaan. Die zijn vertrokken bij Fontys. Doet dat jou als bestuurder iets?
“Dat wringt wel, ja. Want het is niet alleen de methode waar naar gekeken moet worden, ook naar de mensen die het moeten uitvoeren. Dat maakt het heel complex.

Kijk, als iemand zegt: ik wil geen coach zijn, laat mij nou maar mijn vertrouwde expertrol vervullen, ga dan met elkaar het gesprek aan over of en hoe dat zou kunnen.  Wederom: dat is een verantwoordelijkheid van zowel de organisatie als van het individu.”

Maar om kennis te vergaren en toe te passen, moeten studenten wel eerst die kennis opdoen. Dat is wat bij HILL te weinig zou gebeuren, volgens de critici.
“Maar daar moet je dus met elkaar het gesprek over aan gaan. Hoe verleid je die student ertoe om die kennis wel te hebben, te vergaren. Wat heb je daar voor nodig? En hoe kom je erachter dat die kennis vergaard is?

Als je wilt dat een goede professional onafhankelijk en lerend in het leven komt te staan, dan moet je hem dat wel leren. Dat is het uitgangspunt. Hoe je dat doet, dat is punt twee. Maar dat doe je in ieder geval niet door vier jaar lang klassikaal les te krijgen, alle kennis voor je te laten oplepelen, en als je je toetsen haalt dan ben je er. Zo werkt dat niet. En dat snapt ook iedereen.”

Bij HILL wordt ‘het eigenaarschap’ bij de student neergelegd. Dat betekent ook dat je die student eerst nog met een hoop onzekerheid over zichzelf opzadelt. Kan dat wel bij een 17-jarige havist? En, los van of het kan, moet je dat ook willen?
”Het benadrukt eens te meer dat je studenten het comfort moet geven dat ze het wel gaan leren hier. Bij Pedagogiek hebben ze die onboarding van eerstejaars goed opgepakt. Het vertrouwen geven dat het allemaal echt wel gaat lukken. Dat ze zelfstandige professionals gaan worden. En dat zij en wij daar vier jaar voor hebben om dat voor elkaar te krijgen.”

Ook de grootste critici van de HILL-methode en varianten daarop zien nog wel de positieve elementen ervan. Maar zij stellen: voer dat geleidelijk in, niet meteen volle vaart in het eerste jaar. Geef ze in het eerste jaar een ‘traditionelere’ basis, en introduceer de HILL-elementen geleidelijk. Hebben ze een punt?
“Ik vind dat een terechte vraag die binnen de opleiding gesteld moet worden. Het is een ingewikkeld vraagstuk, maar ook een uitdaging. Hoe laten we studenten landen? En hoe leren we ze vervolgens zelf de verantwoordelijkheid te pakken? Dit is een heel belangrijk thema. Want het raakt ook aan hoe studenten hun opleiding beleven.”

Als het gaat om de resultaten van dit nieuwe onderwijs bij de opleidingen waar dit is doorgevoerd, dan zijn die tot nu toe wisselend…
“Bij ICT zijn ze uitstekend.”

Dat klopt. Maar bijvoorbeeld bij de Juridische Hogeschool en ook Pedagogiek gaat of ging het minder goed. Vandaar: wisselend…
“Jawel. Maar kijk naar ICT: ook daar heb je nog steeds dat er een dialoog wordt gevoerd. En dat is precies wat er moet gebeuren: een permanente kwaliteitsdialoog. Andere instituten zijn er ook nog maar relatief kort mee bezig. Dus je moet ook gewoon kijken: hoe is dit over vijf jaar, zoals bij iedere verandering.

Daarnaast speelt nog mee dat we hiermee begonnen zijn in coronatijd. Online. Dat heeft het niet makkelijker gemaakt. Dit gaat in de kern over het gesprek van mens tot mens, van professional tot professional. Welk type docent ben je, waar zitten je individuele krachten en aarzelingen? Dat is het type gesprekken dat je gemeenschappelijk moet voeren.

En dat doe je een stuk beter door een paar dagen met elkaar op de hei te zitten dan tijdens een online sessie met veertig man. Je moet elkaar een beetje kunnen vasthouden, in de ogen kunnen kijken. Dat is wel het grote nadeel geweest van deze innovatie, dat die bij een aantal opleidingen juist in die periode is begonnen.”

Er zijn aankomende studenten - of soms hun ouders - die zeggen: dit is niet de manier van studeren voor mij, dan kom ik niet naar Fontys. Wat vind jij daar als Fontysbestuurder van?
“Dat vind ik natuurlijk jammer.”

Maar daarbij zeg je niet: laten we een tweesporenbeleid vormen, ook een andere onderwijsvorm aanbieden om toch die student hierheen te laten komen?
“Nee. Ik vind wel dat je als opleiding goed na moet denken over de vraag: hoe bedien ik diverse groepen studenten. Die vraag hoort ook echt bij de opleiding te liggen. In de kern gaat het erom, zoals ik eerder al zei, dat je iemand moet leren kennis en vaardigheden op te doen. Dat je die havo-scholier opleidt tot een zelfstandige professional. En dat zo goed mogelijk doen.” [Jan Ligthart]

Reacties 1 - 4 (4)
Het bericht is verzonden, deze zal worden geplaatst na goedkeuring.
peter
20
February
2023
Twee dingen:
1. de vragen - en daarmee de vragensteller - zijn scherper en kritischer dan de antwoorden;
2. bij ICT zijn de resultaten uitstekend?: wacht de eerste lichting afgestudeerden af en het rapport/evaluatie van de leden van de raad van advies van FHICT die gewoonlijk als zogenaamde externe deskundige optreden naast de afstudeerbegeleider van het bedrijf waar de afstudeeropdracht is uitgevoerd; dit belangrijke 2-componenten beroepenveld is in deze een key actor.
Carla van Beuningen
20
February
2023
Bij de opleiding Applied Science van het Instituut voor Toegepaste Natuurwetenschappen zijn we reeds in 2004 (!) gestart met een competentiegerichte, vraaggestuurde opleiding, waarin de HILL methode geïntroduceerd is. We hebben dit concept continue bijgesteld op grond van de behoeften van de student en de wensen uit het werkveld, alsmede op grond van voortschrijdend inzicht. Restanten van de HILL methode worden(vermoed ik) als zodanig pas in jaar twee en meer nog in jaar drie en vier van de opleiding herkend, maar de propedeuse van de opleiding werkt hiernaar toe, met een steeds grotere mate van keuzevrijheid en een toename in zelfsturing.

Wat is het jammer, dat instituten onderling niet méér van elkaar weten. Mogelijk dat ieder instituut dezelfde beweging moet doormaken, maar misschien kunnen we toch af en toe voorspellen waarom iets wel of niet kansrijk of haalbaar zou kunnen zijn, op grond van de ervaringen bij Applied Science. Wat zou het fijn zijn als we kunnen voorkomen dat slechts 30 % een diploma haalt (wel toppers overigens) en de rest zijn heil elders zoekt, en van die 30 % een hoog percentage gedurende de studie erg veel druk ervaart, omdat ze aan hun eigen mate van kennisontwikkeling twijfelen. Mogelijk zit dat laatste in de aard van het bèta beestje.

Langjarige ervaring bij Applied Science, met vallen en opstaan. En nog steeds in beweging.
De uitnodiging staat.


Zeger-jan Kock
17
February
2023
Na enige aarzeling toch een reactie op dit interview. Een paar zaken gaan me ter harte.
1. De HILL principes zijn waarschijnlijk afkomstig uit de ideeën van Problem-based Learning zoals die onder andere in de geneeskundeopleiding aan de Universiteit van Maastricht worden gebruikt (zoek Dochy maar op op Google Scholar; veel verwijzingen naar probleemgestuurd leren). Deze zijn uitgebreid onderzocht en kunnen zeker effectief zijn. Maar: het staat of valt met heel zorgvuldige opdrachtformuleringen en het bijstellen daarvan. In Maastricht heeft dat jaren van werk en onderzoek gekost. Het "proclameren" van deze principes en hopen dat het goed komt, gaat niet werken.
2. Het zijn principes en dus geen draaiboek voor onderwijs, of zelfs maar een didactiek. Het is dus goed, zoals Joep Houterman aangeeft, om de toepassing van de principes bij de opleidingen te leggen. Dan komt ook de vakdidactiek van de opleidingen tot zijn recht. Immers: hoe je iets goed leert, wordt voor een groot deel bepaald door wát je wil leren (dat is de hele gedachte achter vakdidactiek). In sommige gevallen zijn de principes goed te combineren of af te wisselen met meer gestuurde vormen van onderwijs (klassikale lessen, colleges, practica, oefeningen, noem maar op). Met name bij het leren van theoretische abstracte kennis kan dit zelfs noodzakelijk zijn. Over welke mate van sturing wanneer wenselijk is bestaat nog veel onzekerheid (behalve dat wel bekend is dat beginners meer structuur nodig hebben).
3. We kunnen verwijzen naar successen bij ICT, maar de grote vraag is hoe succesvol dit onderwijs echt is, welke elementen het tot een succes maken en in hoeverre die naar andere contexten te verplaatsen zijn (vakdidactiek weet je wel; een generieke HBO-didactiek bestaat niet buiten een aantal algemeenheden). Daarvoor is onderzoek nodig. Lectoraten lijken dit niet op te pakken (voor zover ik kan zien). Zou daar niets eens wat geld voor beschikbaar kunnen komen?
4. Het lijkt me goed als onderwijsbestuurders didactische principes bevorderen die tot aantoonbaar effectief onderwijs kunnen leiden en hun medewerkers faciliteren om hun onderwijs effectief te maken (dat kan een aantal iteraties kosten). Over het werken met leeruitkomsten kun je in dat kader een heleboel zeggen. Ik zal me tot één opmerking beperken: leeruitkomsten lijken vooral bedoeld om flexibiliteit te bevorderen en niet om goed onderwijs tot stand te brengen.
Theo Dersjant
17
February
2023
Een bestuurder die docenten op een bestraffende toon toespreekt hoe zij hun vak moeten uitoefenen…. Dat is volgens mij in een notendop wat er mis is in het hele onderwijs.
Daarnaast: als iets goed gaat, is dat dankzij weldoordacht beleid, maar als het fout gaat, zijn de individuele opleidingen daar verantwoordelijk voor. Ik vind dat te makkelijk weglopen voor de eigen verantwoordelijkheid.