Eindhoven,
05
september
2017
|
12:29
Europe/Amsterdam

Hoe kan Fontys bijdragen aan een ‘nieuw soort werknemer’?

UPDATE - Als Nederland zijn innovatiekracht in de toekomst wil behouden, moeten we nu beginnen een nieuw type arbeidskracht op te leiden. Eentje die technologisch inzicht koppelt aan ondernemerschap en creativiteit. Dat gaat niet vanzelf, maar vraagt actie, aldus Nienke Meijer, bestuursvoorzitter bij Fontys, in haar gisteren verschenen essay Van praten naar doen.

Iedereen is het er wel over eens dat vernieuwing in het onderwijs nodig is, maar het wordt tijd de experimenteerfase op te schalen, aldus Meijer. Anders hebben we straks een tekort aan goed gekwalificeerde hoger opgeleiden. Als tweede dreiging noemt ze het ontstaan van een kloof tussen hoger opgeleiden en een grote groep mensen die de aansluiting met de arbeidsmarkt missen.

Niet alleen het onderwijs, maar ook de partijen in de regio Brainport en de Rijksoverheid, moeten nu komen met concrete plannen. Zo roept ze de Rijksoverheid op om over ministeries heen een integrale digitale agenda op te stellen, waarin zaken als cyber security gezamenlijk worden aangepakt.

Samenwerking regio
Wat moet Fontys volgens haar doen? ‘Zo snel en effectief mogelijk de benodigde kennis en skills verankeren in het onderwijs, op alle niveaus, in de hele onderwijskolom’, schrijft Meijer. De vaardigheden die de nieuwe werknemer nodig heeft, noemt Meijer ‘TEC-skills’. TEC staat voor Technology, Entrepreneurship en Creativity. Het is aan Fontys om zijn studenten ‘TEC-proof’ op te leiden, samen met het bedrijfsleven en maatschappelijk organisaties in de regio.

Meijer geeft ook enkele voorbeelden van de stappen die Fontys al heeft genomen of gaat nemen. Zoals de expertisecentra, gepersonaliseerd leren, aandacht voor de TEC-skills in het curriculum, het aanbieden van flexibel leren en rijke leeromgevingen.

TEC-proof
Ieder hbo-opleiding zou vanaf 2018 TEC-proof moeten zijn, zegt Meijer, en verbonden zijn met het werkveld. Iedere student moet zijn talenten kunnen benutten en worden opgeleid tot een ‘adaptieve en reflecterende professional’. [Petra Merkx]

Deel je mening
Wat vind jij van deze oproep? Wat heeft Fontys volgens jou vooral nodig om het ideaal van bestuursvoorzitter Nienke Meijer te bereiken? Heb je zelf al goede voorbeelden daarvan of ben je het helemaal niet eens met de analyse? Geef je mening onderaan dit artikel.

Reacties 1 - 3 (3)
Bedankt voor uw bericht.
Robert Schuwer
05
September
2017
De oproep van Nienke is me uit het hart gegrepen. Niet in de laatste plaats vanwege de aandacht voor aanbrengen van een balans in een curriculum dat opleidt voor een beroepspraktijk, maar ook aandacht moet schenken aan de, zeker in deze tijd, zo noodzakelijke Bildung: opleiden tot kritisch en ethisch denkende professionals.

In de Call for Action wordt al opgeroepen tot open samenwerking tussen kennisinstellingen en overheidsinvesteringen in open en betaalbaar onderwijs en in een digitale infrastructuur. Vormen van open onderwijs kunnen dit wat concreter maken. Open onderwijs benader ik hier zo breed mogelijk. Het is dus veel meer dan alleen de Massive Open Online Courses (MOOC’s) die demissionair minister Bussemaker in haar rede benoemde. Delen van en hergebruiken van open leermaterialen, open data en open access gepubliceerde onderzoeksresultaten maken in mijn visie ook onderdeel uit van open onderwijs. Daarnaast zijn in onderwijs- en leerprocessen open elementen in te bouwen. Hierbij dient de openheid vooral om in het onderwijsproces de buitenwereld een rol te geven, bijvoorbeeld via open platformen zoals twitter, blog of wiki. Dergelijke onderwijsvormen worden ook wel aangeduid met de term open pedagogy, hoewel de betekenis van dit begrip nog zeker niet is uitgekristalliseerd.

De mogelijkheden van open verbindingen met de buitenwereld maakt de implementatie van het TEC-proof zijn beter mogelijk. Doordat meer leermaterialen beschikbaar zijn kan beter worden aangesloten bij de maatwerk behoeften van de individueel lerende. Open delen van leermaterialen en ervaringen tussen kennisinstellingen kunnen leiden tot meer efficiency (maar pas na een initiële investering) en een hogere kwaliteit van onderwijs (omdat open delen eigenlijk een vorm van peer reviewing van leermaterialen is).

Ik denk dat er al veel kansen benut worden. Wat beter kan is het uitwisselen van ervaringen; van elkaar leren. Maak gebruik van wat er al is aan infrastructuur in Nederland, zoals Wikiwijs (zoeken en beoordelen van leermaterialen), Edurep (verzamelen van gegevens over open leermaterialen en deze gegevens doorzoekbaar maken), NL-LOM (een standaard voor beschrijven van leermaterialen om ze beter vindbaar te maken) en open platformen als Youtube en Slideshare (waar nu al veel wordt gedeeld door docenten). Maak ook gebruik van wat er al is aan open leermaterialen, open cursussen, open data en open tools.

Daarvoor is wel nodig dat de juiste omgeving wordt gecreëerd en randvoorwaarden worden ingevuld. Verschaf tijd, zorg voor een veilige omgeving (een experiment kan ook mislukken) en organiseer ondersteuning (liefst zo lokaal mogelijk).

Zorg er in het curriculum voor dat studenten de skill opdoen om zelfstandig te kunnen leren. In een zojuist afgerond onderzoek door ons lectoraat wordt gebrek aan die vaardigheid als één van de hindernissen genoemd om open vormen van onderwijs in een professionele carrière waar levenlang leren belangrijk is toe te kunnen passen. Bekendheid kweken met het bestaan van open en vrij toegankelijke vormen van onderwijs hoort ook daarbij. En voor de toekomstbestendigheid: integreer kennis over mogelijkheden van open onderwijs ook in curricula van lerarenopleidingen, zodat er een generatie docenten komt waarvoor open onderwijs de default is.

Het hbo lijkt, juist door de focus op onderwijs, een veel betere omgeving om met vormen van open onderwijs aan de slag te gaan dan universiteiten. De focus op (moeten) publiceren bij universiteiten vormt voor veel docenten een drempel om ermee aan de slag te gaan. Het hbo kan hier als gids voor het hoger onderwijs in Nederland gaan dienen. Ook daarom: Call for Open Action!
FM
01
September
2017
Ik ben gelukkig. Ik leidt een gelukkig leven. Wat zou mij nog gelukkiger maken? Een prachtige lambrisering van mijn studeerkamer. Daar ga ik dus aan werken. Maar betekent dat dat allerlei onbenoemde aspecten van mijn leven nu, minder belangrijk voor mijn geluk zijn dan mijn inspanningen om een mooie lambrisering aan te laten brengen?
Nus Waleson
01
September
2017
De schoen wringt

De analyse van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van Nienke Meijer in haar essay ‘Van praten naar doen’, gepresenteerd op de opening van het studiejaar, onderschrijf ik. De arbeidsmarkt polariseert: tekorten aan arbeidsaanbod in het ‘hoge segment’ en overschot aan arbeidsaanbod in het ‘lage segment’.
De oproep van Nienke en – in haar bijdrage aan de jaaropening- demissionair minister Bussemaker om meer te doen: meer technology, meer entrepreneurship, meer creativiteit, meer persoonsvorming, meer moreel kompas, meer Bildung, lijkt op een ‘wij zijn voor de vrede’-oproep.
Mijn kritiek richt zich op het niet stellen van de vraag, laat staan het beantwoorden daarvan, wat er dan ‘minder’ moet / kan. Strategie en visieontwikkeling vraagt niet alleen een heldere opvatting over wat WEL zou moeten gebeuren, minstens zo belangrijk is een antwoord op de vraag wat er ten gevolge van wat WEL moet, NIET meer kan of hoeft.

Studenten krijgen niet meer studietijd om ‘meer’ te doen (studierendement), beschikken niet over meer financiële ruimte om ‘meer’ te doen (studielening in plaats van studiefinanciering), kunnen niet meer risico’s nemen om met ‘meer’ te experimenteren (BSA).

Hoewel ik de opmerking van de minister onderschrijf dat wij in het onderwijs regelmatig barrières vermoeden die in feite niet bestaan, meen ik dat ook het gevoel bij docenten, minder ruimte te hebben om onderwijs in te richten (OER, curriculumcommissies, toets commissies etc.) het idee doet postvatten dat er meer moet in minder (pedagogische) ruimte

Kortom, de zeer terechte - laat daar geen misverstand over bestaan - roep om ‘meer’ noopt tot de vraag wat dan minder moet en – in het verlengde daarvan: waar dat minder – indien toch noodzakelijk - gerealiseerd dient te worden.

Om een beeldspraak te gebruiken: als de voet groeit en de schoen niet van maat verandert, wringt de schoen. In dat geval dient ofwel de schoenmaat te worden aangepast, ofwel de groei van de ene teen gecompenseerd te worden met het afknippen van een andere.

Nus Waleson, directeur HRM en Psychologie

Redactie Bron
01
September
2017
Lees ook het opinieartikel van Nus Waleson hierover op onze site onder de kop 'De schoen wringt': https://bron.fontys.nl/de-schoen-wringt-en-dient-te-worden-aangetrokken-door-degene-die-hem-past/