Eindhoven,
17
juni
2019
|
23:26
Europe/Amsterdam

“Het onderwijs moet een teamsport worden”

Paul Rosemöller te gast bij Denk Groter Debat in Sittard

Het leraarschap was altijd een solistisch beroep, en dat moet anders. Het moet teamwork worden. "Van tennis naar voetbal", zo vindt Paul Rosenmöller. "Daar ligt een enorme kans", vindt de voorzitter van de VO-raad. En als het gaat om de aantrekkelijkheid van het vak, zo stelt hij, "dan helpt het als leraren zich er nog beter bewust van zijn dat zij de eerste ambassadeur van hun vak zijn."  

Samenvatting

Paul Rosenmöller was deze maandag de gast van het Denk Groter Debat. Dat werd dit keer gehouden bij Fontys Lerarenopleiding Sittard die dit jaar 40 jaar bestaat. 
De inmiddels 63-jarige Rosenmöller is voorzitter van de VO-raad, de koepelorganisatie van het voortgezet onderwijs. Ook is hij voorzitter van de GroenLinks-fractie in de Eerste Kamer en voormalig fractieleider van GroenLinks in de Tweede Kamer (1994-2002). 

Een kleine 400 studenten en docenten is deze middag naar Schouwburg De Domijnen gekomen om het Denk Groter Debat bij te wonen. Voor de studenten is Paul Rosenmöller niet meteen een klinkende naam. Veel docenten kennen hem vooral als politicus.

Zijn politieke carrière komt wel even aan bod. Zo schuift hij zijn 'Pol Pot'-verleden terzijde als oud nieuws en passend bij het tijdsbeeld van toen. En hij gaat niet echt in op een vraag over het leenstelsel en hoe GroenLinks heeft meegeholpen de basisbeurs de das om te doen; hij zit bij dit debat vooral als voorzitter van de VO-raad. 

Links indoctrinerende docenten
Al moet Rosenmöller nog wel even commentaar geven op een video waarin hij en zijn tegenpol Thierry Baudet figureren over het onderwerp ‘links indoctrinerende docenten’.

“Waar het Baudet om gaat is de uitoefening van hun vak“, begint Paul Rosenmöller. Hij houdt het kort: “Ik geloof niet dat we het beroep recht doen als we een meldpunt linkse of rechtse indoctrinatie zouden instellen. Dan zijn we bezig een niet-bestaand probleem van een schijnoplossing te voorzien.”

Motiverend onderwijzen
De aard van dit debat dan. Wat liet Rosenmöller ooit zelf ‘groter denken’? Een scholier met een heldere kijk op het destijdse onderwijs, zo blijkt. Hij vertelde aan Rosenmöller: “Ik doe volgend jaar eindexamen. Daarna ga ik werken, maar ik krijg niet dezelfde baan als mijn klasgenoten. Ik draag niet dezelfde pakken als mijn klasgenoten en ik rijd niet in dezelfde auto. Waarom genieten mijn klasgenoten en ik dan precies hetzelfde onderwijs?“ 

Het zette Rosenmöller aan het denken. Volgens hem selecteren we onze leerlingen te vroeg. Zo rond een jaar of twaalf. “Daarna geef je ze advies en stop je ze als het ware in een mal. Iedereen in dezelfde. Of dat de meest motiverende manier van onderwijzen is? Ik denk van niet.” 

Het verschil maken
Zelf kijkt hij met plezier terug op zijn schooltijd in Haarlem. Hij zat er op een Rooms-Katholieke basisschool, de tweede lichting met gemengde klassen. Jongens en meisjes door elkaar. Rosenmöller weet nog precies welke docenten daar het verschil maakten: meneer Boers en mevrouw Clout. Zij wisten hem op een bepaalde manier te raken. 
En precies dat is volgens de vo-voorzitter wat het vak van leraar zo bijzonder en ongelofelijk mooi maakt. “Als docent kun je van levenswaarde zijn.” 

“Misschien moeten leraren zich er nog beter bewust van zijn dat zij de eerste ambassadeur van hun vak zijn. Er is een klaagcultuur in het onderwijs. Dat komt onder andere door de werkdruk. Ik denk dat we onder andere moeten investeren in inhoudelijke ontwikkeling. Maar het blijft een samenspel waarin we met elkaar veel meer waardering moeten geven aan het vak van leraar. De maatschappelijke waardering haalt het namelijk niet bij de maatschappelijke prestatie." 

Ontwikkeling van het onderwijs 
"In het voortgezet onderwijs is de motivatie in vergelijking met andere landen onder de maat. Dus we moeten het onderwijs aantrekkelijker maken. Dat kan door het onderwijs aan te laten sluiten op de talenten van onze leerlingen. Dat mag niet ten koste gaan van de basis die op school moet worden aangeleerd. Er zijn niet voor niks kernvakken. Laaggeletterdheid is bijvoorbeeld een serieus probleem."

"Toch kunnen vormen van maatwerk goed zijn, zonder concessies te doen aan de onderwijskwaliteit. We moeten uiteindelijk toe naar een nieuwe balans en dat is een grote uitdaging." Rosenmöller hoopt de komende jaren veel verandering te zien in het onderwijs. “Je ziet ook dat het eenvormige aanbod plaats maakt voor differentiatie. Ik denk dat onderwijsorganisaties flexibeler worden. Dat je daar je talenten maximaal kunt ontwikkelen.”

Waar de aanwas op pabo's en lerarenopleidingen nu nog te wensen overlaat, droomt Rosenmöller zelfs van een toekomst waarin jonge mensen moeten knokken om een plek te krijgen op een lerarenopleiding-topinstituut. 

Lat mag hoger 
Rosenmöller streeft dan ook naar een ambitieuzere leercultuur. “Op dit moment wordt er onderwezen op één niveau, terwijl er leerlingen zijn die in sommige vakken een veel hoger niveau aankunnen! Dat is toch niet motiverend? Daar is veel winst te boeken.”

Kijkend naar de rankings vindt Rosenmöller ons onderwijs op dit moment ‘gemiddeld’. “Qua investering in het onderwijs zijn we  een ‘zesjescultuur’. Het kan aanzienlijk beter. Die verplichting hebben we ook. De lat mag best wat omhoog. Maar dan moet ook aan de randvoorwaarden worden voldaan om dit voor leraren mogelijk te maken. Hoe? Dat is de vraag waar we een beter en passender antwoord op moeten vinden.” 

Het leraarschap was altijd een solistisch beroep, en dat moet anders. Het moet teamwork worden. "Van tennis naar voetbal." 
Daar ligt een enorme kans, houdt Rosenmöller de zaal voor. En niet alleen daar. "Mijn meneer Broers was ‘gewoon’ leraar lichamelijke opvoeding en verder was hij uitgeleerd. Jullie gaan daarentegen een leven lang leren. Dat is een goede ontwikkeling.” 

Concurrentie
Ook ziet hij nog verbeterkansen als het gaat om onderwijsvernieuwing, vooral waar opleidingen elkaar nu min of meer nog de strijd om studenten met elkaar aangaan. “Er is een bepaalde vorm van vrijheid en daar zit ook de prikkel om je als opleiding te onderscheiden. De vraag is of een dergelijk systeem geen concurrentie in de hand werkt. Elkaar scherp houden is goed. Maar concurrentie niet."

"Uiteindelijk moeten we samenwerken om iets te doen aan de krimp. We moeten het beroep van leraar samen zo aantrekkelijk mogelijk maken en ervoor zorgen dat onze omgeving het belang van het onderwijs en onderwijzers inziet.” 

 

Reacties 1 - 1 (1)
Het bericht is verzonden, deze zal worden geplaatst na goedkeuring.
Johan Verschuren
30
April
2021
Ieder jaar worden er lijsten bekend gemaakt van de ranking van universiteiten wereldwijd. De Nederlandse universiteiten scoren al lange tijd maar middelmatig. Het heeft allemaal te maken de onderwijshervormingen van meer dan 20 jaar geleden. Je vind geen enkele Nederlandse universiteit in de top 50. De technische universiteiten scoren ook laag. In Nederland zijn ze bezig geweest om maar zoveel mogelijk mensen aan een diploma te helpen de afgelopen meer dan 20 jaar. De slagingspercentages waren zo hoog dat je net zo goed de diploma’s gratis kon gaan uitdelen heeft mijn vader leraar Engels MO-B wel eens gezegd. De middelmaat die ze hebben afgeleverd staat nu voor de klas. Het is de lamme die de blinde moet helpen. De hoge kwaliteit onderwijs die Nederland vroeger heeft gehad zal nooit meer terug komen. Er is geen geld omdat nog te kunnen repareren. Het is allemaal de schuld van de politiek. Het is een kortzichtig beleid geweest van de politiek en het schaad alleen maar de Nederlandse economie.

Vroeger kwamen veel buitenlandse bedrijven naar Nederland toe vanwege de hoge kwaliteit van de mensen die wij hadden in Nederland maar met die middelmatig opgeleide Nederlanders trekken dan veel buitenlandse bedrijven weg naar andere landen waar ze wel hoge kwaliteit mensen kunnen krijgen.

Logisch dat bedrijven zoals Philips, ASML, Signify en NXP Semiconductors vooral de buitenlanders aannemen. OP de website van ASML staat dat er bij het bedrijf meer dan 120 nationaliteiten werken. De gewone Nederlandse bedrijven moeten het maar doen met de middelmatig opgeleide Nederlanders. Het zijn Nederlanders geweest die Bluetooth (Jaap Haartsen bij Ericsson) en wireless LAN hebben bedacht. Helaas zijn anderen er met het kind vandoor gegaan en staan de pioniers alleen nog maar in de geschiedenisboeken.