Eindhoven,
02
oktober
2017
|
17:26
Europe/Amsterdam

Griezelen in kinderboeken is gezond

Kinderen gaan angsten te lijf in een veilige omgeving

Gruwelijk Eng, is het thema van de Kinderboekenweek die woensdag van start gaat. Bron vroeg Fontys-experts Petra Moolenaar en Anje Ros: waarom houden kinderen toch zo van griezelverhalen?

“Voor kinderen is het spannend om net buiten hun comfortzone te treden, maar dan wel op een manier dat ze er zelf controle over houden. Dat kan met een boek”, legt Anje Ros uit. Ros is lector ‘Leren en Innoveren’ bij Fontys Hogeschool Kind en Educatie. “Het is eng, maar tegelijkertijd weet je dat het niet echt is en kun je op elk moment stoppen met lezen. Zo kunnen ze in een gecontroleerde omgeving met angst leren omgaan.”

Petra Molenaar is docent Nederlands aan de Pabo in Veghel, en is bezig met een promotieonderzoek naar het ‘literaire competentieniveau’ van Pabo-studenten. Ze denkt dat griezelboeken onder andere aanspreken omdat ze –van alle kindergenres – het meest lijken op computerspellen. Zo zetten ze kinderen die niet zoveel om boeken geven, toch aan het lezen. “Heel belangrijk om de ontlezing tegen te gaan”, zegt Molenaar.

Spanning en ontlading
De oudste verklaring voor de behoefte aan griezelen is volgens Molenaar de ‘Freudiaanse’. “Kinderen kunnen hun angsten en – dit klinkt misschien een beetje raar – hun eerste sensuele verlangens kwijt in een verhaal.” 

“Volgens Freud heeft ieder mens een sensuele behoefte, een behoefte aan spanning en ontlading. Dat is wat griezelen feitelijk ook is: je bouwt spanning op, en aan het eind volgt de ontlading. Vroeger was het dan ook nog zo dat een kinderverhaal altijd goed afliep, maar daar zijn we anders over gaan denken. Nu lopen ze niet altijd goed af, net zoals in de echte wereld.”

Een andere reden om te willen griezelen is ontsnappen uit de werkelijkheid. ‘Escapisme’, heet dat in vaktermen: je vindt jezelf terug in de fantasiewereld van de boeken van Paul van Loon of de Harry-Potterreeks. “Zo kun je ontspannen, maar je brein wordt ook geactiveerd”, weet Moolenaar. “Je moet namelijk je eigen wereld ‘matchen’ met die andere wereld, de wereld in het boek. Vaak zijn de verhalen ook een puzzel die iets vragen van het oplossingsvermogen van kinderen. En, heel belangrijk: hun creativiteit wordt aangezet.”

De behoefte aan escapisme neemt volgens Moolenaar bij kinderen en volwassen toe doordat de wereld waarin we leven dreigender is geworden, bijvoorbeeld door terreur.

Omgaan met schurken
Tegelijkertijd helpt de fantasiewereld kinderen om met de boze buitenwereld om te gaan. “Er is in verhalen een held en een schurk, zoals een vampier – vaak met hele menselijke karaktertrekken. Hoe ga je met zo iemand om? Kinderen leren mensen te doorzien door verhalen. Een griezelboek helpt kinderen vanaf 6, 7 jaar bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van hun moreel bewustzijn: wie kun je vertrouwen, en wie kun je niet vertrouwen?”

Daarbij is Moolenaar blij dat kinderboeken zijn afgestapt van klassieke helden zoals Superman. Meestal zijn nu heel gewone jongens en meisjes de held. “Kinderen zien dat iedereen ineens in die rol terecht kan komen, en dat is positief voor hun zelfbeeld. Griezelen is heel nuttig.”

Fictie en werkelijkheid
Volgens Ros leren kinderen via griezelverhalen ook wat reële (terechte) angsten zijn, en wat irreële angsten zijn. De angst voor vampiers, zombies of monster onder het bed is niet reëel: die behoort tot de fantasiewereld van de boeken, leren ze.

Maar kan ieder kind dat onderscheid tussen fictie en werkelijkheid maken? “Sommige kinderen hebben daar moeite mee. Vooral voor jonge kinderen is het lastig”, zegt Ros. “Je moet daar er bij het voorlezen op letten dat kinderen zich realiseren: ‘Dit is niet echt’.”