Eindhoven,
23
mei
2023
|
12:00
Europe/Amsterdam

Broedplaatsen: nieuwe energie voor binnensteden

Het lectoraat De Ondernemende Regio van Fontys onderzocht de betekenis van broedplaatsorganisaties in Nederlandse steden. “Die rol wordt langzaam breder dan puur het faciliteren van kunstenaars”, zegt projectleider Bart de Zwart.

Onder de noemer ‘Bloeiende broedplaatsen’ keken de onderzoekers van Fontys en TU/e naar de kansen en bedreigingen voor deze culturele vestigingsplekken, mede met het oog op de toekomst. Aan dit RAAK-project deden ook studenten van Vastgoed & Makelaardij (Fontys Hogeschool Economie en Communicatie) en de Academie voor Bouwkunst (Fontys Hogeschool voor de Kunsten) mee. De eindbevindingen worden vrijdag gepresenteerd aan het Eindhovense College van B en W.

Nico SchramOnder druk
“Een broedplaats is een werkplek voor creatieve makers, zoals beeldend kunstenaars en muzikanten”, licht vastgoeddocent Nico Schram van FHEC toe. “Naast sec huisvesting – vaak op een markante locatie – worden voorwaarden geschapen waarin makers gedijen.” In breder perspectief leveren broedplaatsen een vitale bijdrage aan de culturele infrastructuur en het innovatieklimaat van de stad.

Mede als gevolg van ontwikkelingen in de vastgoedmarkt en beleidskeuzes van gemeenten, staat de beschikbaarheid van betaalbare ruimte onder druk. Daardoor zijn veel broedplaatsorganisaties bezig met een herpositionering van hun kernactiviteiten.

“Overheden hebben een creatief en innovatief stadsklimaat hoog op de agenda”, weet Schram. “Maar gemeenten moeten keuzes maken.” Leegstaande fabriekspanden of kerken zijn weliswaar ideale ‘broedplekken’, maar ook projectontwikkelaars zetten hierop hun zinnen, bijvoorbeeld voor woningbouw. “Gemeenten komen in een spagaat: er is nood aan woningen maar ook aan een (binnen)stad die meer biedt dan alleen die woningen.”

Cultuurverschil
“Atelierstichtingen bevinden zich op het snijvlak van economie (vastgoed), ruimte en cultuur”, vertelt docent-onderzoeker Vastgoed & Makelaardij Bart de Zwart. “Aan de ene kant staan ‘harde’ aspecten als stenen en commercie, aan de andere kant heb je het over sociaal-culturele waarden die niet zijn uit te drukken in geld. Dat schuurt.”

Door studenten van diverse opleidingen als FHK en Vastgoed & Makelaardij in dit onderzoek te laten reflecteren op hun eigen perspectieven en stereotypen, komen twee uitersten van het spectrum samen. “Dan zie je dat studenten zich soms makkelijker in het gezichtspunt van een andere discipline kunnen verplaatsen dan doorgewinterde professionals. Uiteindelijk willen we die verschillende zienswijzen vertalen naar het curriculum. Zo krijgen onze studenten bij voorbaat meerdere ‘brillen’ mee.”

Ook in de praktijk komen beleidsmakers voor cultuur en vastgoedontwikkeling volgens Nico Schram al dichter bij elkaar. “In de loop van ons onderzoek ontstond meer begrip voor de wederzijdse belangen. Projectontwikkelaars zien ook wel in dat je bij gebiedsontwikkeling verschillende visies nodig hebt.” [de tekst gaat verder onder de foto]

Trekpleister
Dat begrip en een vlotte onderlinge samenwerking is van belang met het oog op de toekomst van de broedplaatsen. “Dat deze initiatieven bijdragen aan gebiedsontwikkeling weten we al langer”, zegt De Zwart. “Dit principe zie je terug in Strijp-S en de Tilburgse Spoorzone (voormalige industrielocaties met een volledig nieuwe functie, red.).

Bart de ZwartIn dit verband brengt het onderzoek een (relatief) nieuw inzicht. “Namelijk dat je de positieve impact van broedplaatsen ook kunt inzetten om stedelijke gebieden die niet van functie veranderen een impuls te geven. Bijvoorbeeld in binnensteden die vragen om meer variatie en verblijfskwaliteit, of oude stadswijken waar behoefte is aan het verbinden van bevolkingsgroepen en bewonersparticipatie.”

Toekomst
Maar omdat het schipperen is met ruimte, kunnen broedplaatsen het onderspit delven doordat andere gebruiksfuncties commercieel interessanter zijn. Om hieraan weerstand te bieden, pleiten de onderzoekers voor een herpositionering van de broedplaats.

“Waar het aan schort is dat beleidsmakers vaak te sectoraal kijken”, vertelt De Zwart. “Bijvoorbeeld zuiver economisch. Terwijl de waarde van broedplaatsen er juist in zit dat ze cultuur, welzijn, ondernemerschap en ruimtelijke ontwikkeling combineren.” Zelf omhelzen de broedplaatsorganisaties die brede reikwijdte al. “Ze verbreden hun rol door zich te richten op steeds meer maatschappelijke activiteiten, op het gebied van welzijn, arbeidsparticipatie, inclusie, enzovoorts. Heel breed en laagdrempelig. De culturele kant blijft dominant, maar dat is geen punt.”

Juist die brede horizon is een belangrijke les voor de toekomstige ontwikkeling van broedplaatsen. “Dan heb je het dus, naast het culturele en creatieve aspect, over meervoudige waardecreatie. Veel verbindende elementen in de buurt, zoals wijkcentra, verdwijnen. Broedplaatsen springen dan in dat gat, als ontmoetings- en evenementenplek.” Mooi bijkomend aspect is dat broedplaatsen vaak bottom-up ontstaan, als burgerinitiatief, wat maakt dat de lokale burger automatisch betrokken is. “Broedplaatsen staan buiten de ambtelijke systeemwereld. Ze ontstaan organisch, en hebben door hun alternatieve karakter veel te bieden.”

Vertrek
‘Bloeiende broedplaatsen’ was de laatste klus van Bart de Zwart bij Fontys. Hij vertrok naar Hanzehogeschool Groningen om daar lector Vastgoed te worden. “Ik kijk positief terug op ruim tien jaar in Eindhoven. Binnen het lectoraat De Ondernemende Regio heb ik met Cees-Jan Pen lekker mogen pionieren. Daarbij toonde Fontys zich een organisatie waarin veel ruimte is voor eigen initiatief en nieuwe ideeën. Maar het lectorschap was een ambitie die ik altijd al had, vandaar.” [Frank van den Nieuwenhuijzen]